thumb image

 

Een eenbenige oorlogsheld

Het blijft een lastig verhaal met die Italiaanse oorlogshelden. Eerst blazen de fascisten na de eerste wereldoorlog alle verhalen over de Italianse helden op tot mythische proporties , waardoor deze niet meer serieus kunnen worden genomen, (waarvoor dank Benito en je vrienden). En na de tweede wereldoorlog, met Italië als verliezende en foute partij, was er al helemaal geen motivatie meer om de Italiaanse soldaten op een voetstuk te zetten.

Maar desondanks zijn er over enkele personen bijzondere verhalen te vertellen die tot de verbeelding spreken. Al blijft de fascistische propaganda daarin op de loer liggen. Dit is het verhaal van een eenbenige soldaat die aan het Italiaanse front vocht. Nu kwamen eenbenige soldaten in de oorlog wel vaker voor, maar Enrico Toti, de hoofdpersoon van dit verhaal, had zijn been al verloren voordat de oorlog begon. En waar de soldaten die zulke verwondingen opliepen doorgaans niet meer deelnamen aan de strijd, stond Toti vooraan om zich te melden als vrijwilliger.

Enig avontuur was Toti niet vreemd. Tijdens de revalidatie na een bedrijfsongeval, waarbij hij zijn linkerbeen verloor -Toti werkte bij de spoorwegen en kwam in 1908 klem te zitten tussen twee locomotieven- ontdekte hij het fietsen. Met zijn overgebleven been bediende hij de trapper en daar bleek hij bijzonder bedreven in te zijn. Hij gaf zich volledig over aan zijn passie en in 1911 reed hij op zijn fiets naar Parijs. Maar daar bleef het niet bij. Na Parijs reed hij door naar België. Om vervolgens door te rijden naar Nederland en Denemarken. Als een Forrest Gump avant la lettre bleef hij doorrijden. Uiteindelijk kwam hij in Lapland terecht en begon daar aan zijn terugreis naar Italië. Hij koos ervoor om die route via Rusland en Polen te laten lopen. Juni 1912 was hij weer thuis, om vervolgens een half jaar later een nieuwe fietstocht te beginnen. Ditmaal naar het zuiden.

Via Alexandrië in Egypte kwam Toti bij de grens met de Soedan. Maar hier werd hij tegengehouden. De Engelse autoriteiten verleenden hem geen doorgang, omdat zij de situatie daar te gevaarlijk achtten. Toti keerde zijn fiets om en reed vervolgens weer terug naar huis.

En toen brak de oorlog uit.

Enrico Toti bedacht dat hij op zijn fiets veel voor de troepen kon betekenen. Met zijn fietservaring zou hij kunnen helpen met het rondbrengen van voedsel, water en orders en hij was ook bereid om te vechten. De rekrutering dacht daar vanwege zijn handicap duidelijk anders over en tot drie keer toe werd hij afgewezen. Maar Toti liet zich hierdoor niet uit het veld slaan. Op zijn fiets reed hij uiteindelijk dan maar op eigen initiatief naar het front om daar te gaan helpen. Ditmaal hield de militaire politie hield hem tegen. Uiteindelijk hoorde de Hertog van Aosta, de bevelhebber van het derde Italiaanse leger, over Toti. De bevelhebber was onder de indruk van Toti’s doorzettingsvermogen en gebruikte zijn invloed om Toti te helpen en in januari 1916 werd Toti toegewezen als vrijwilliger aan het hoofdkwartier van het derde leger.Uiteindelijk wist Toti het voor elkaar te krijgen dat hij ook aan het front werd ingezet. En wel als sluipschutter bij het 3de bataljon. Hoewel hij vanwege zijn handicap officieel nooit als soldaat diende, werd hij door het bataljon als gelijke gezien.

In Augustus 1916 startte de zesde slag aan de Isonzo. Ook Toti neemt daar, als sluipschutter, aan deel. Ten oosten van Montfalcone wordt Toti door twee kogels geraakt. Het verhaal gaat dat zijn laatste heroïsche daad was dat hij zijn kruk naar de vijand gooide en riep: “Ik zal niet sterven!”. Op dat moment maakte een derde kogel een einde aan het leven van de vierendertigjarige Enrico Toti. In eerste instantie werd Toti begraven in Montfalcone. In 1922 werd hij naar zijn laatste rustplaats in Rome gebracht. De stad waar hij ook was geboren. Postuum kreeg hij de hoogste onderscheiding voor moed toegekend.

In het openluchtmuseum bij Montfalcone is een monument ter ere van hem te vinden. In Rome zijn standbeelden opgericht en in menig Italiaans dorp of stad is er een straat naar hem genoemd. En in 1928 is er een onderzeeboot naar hem vernoemd. Dat gebeurde weer in 1968. Deze laatste onderzeeboot is tegenwoordig als museum te bezoeken in Milaan. Ze zijn er dus wel, die Italiaanse oorlogshelden.

Uw Blogreporter